Waling Lerk woonde als kind in de Schultingastraat .....
Waling Lerk en zijn vrouw bezochten mijn woning. Waling was bij het uitbreken van de oorlog 5 jaar. De familie Meijer vond bij de familie Lerk hun eerste onderduikadres aan de Schultingastraat 6 in Bedum. Waling Lerk schreef het volgende:
Inleiding. Mijn vader, Jan Lerk, (1905), analist, bacterioloog aan de Coöp. Fabriek van Melkproducten te Bedum, woonde
vanaf 1939 met zijn gezin (vader, moeder en 2 zonen (Marten, Max geb. 1931 en ik: Waling geb. 1935) op het adres Schultingastraat 6 te Bedum. Mijn moeder overleed in 1941 (36 jr.). Mijn vader hertrouwde in 1944. Hij overleed in 1952. Eind jaren 40 was mijn broer uit Bedum vertrokken en zelf ben ik vlak na mijn militaire dienst naar Groningen verhuisd. Vanaf 1945 werd mijn vader - in mijn ogen plotseling - veelzijdig maatschappelijk actief. Mijn vader was ’s avonds veel weg. Over het verleden, dus ook over de oorlog en over zijn toenmalige activiteiten werd weinig tot niet gepraat.
Vele jaren later kwamen bij mij vragen over het verleden sterker naar voren. Vooral door het (onvolledige en gedeeltelijk onjuiste) verhaal dat een Joods echtpaar bij ons ondergedoken had gezeten. Dat verklaarde wellicht, dat mijn broer en ik niet altijd in de middelste slaapkamer, de logeerkamer, mochten komen. Soms was de deur op slot. Soms niet. Verklaarbaar in kindergedachten, want na het overlijden van mijn moeder was er naast een tante (zuster van mijn vader) ook wel een huishoudster om in het jonge gezin te helpen. Ik heb nooit in de gaten gehad, dat er voor mij onbekenden bij ons in huis waren.
Tijdens het door mij – uiteraard met hulp van velen – uitgevoerd genealogisch onderzoek familie Lerk tussen ca. 1978 en 2001 ben ik door onderzoek in het gemeentearchief van de gemeente Bedum veel meer van de maatschappelijke activiteiten van mijn vader te weten gekomen dan ik in mijn herinnering had meegekregen.
Hij werd secretaris van “Steun Wettig Gezag”, was lid van het comité “Welkom Thuis” ten behoeve van uit Nederlands-Indië terugkerende militairen. Echt brede gemeentelijke commissies, wat ik voordie jaren voor mijn vader bijzonder vond. Hij was geen Bedumer van origine (geboren in Leeuwarden) en hij behoorde niet tot de grootste geestelijke en politieke stromingen (buitenkerkelijk en PvdA). Hij was voorzitter van de personeelsvereniging van de zuivelfabriek en later gemeenteraadslid voor de PvdA. Tevens nog voorzitter/secretaris van andere organisaties. Was er een verband tussen al die plotselinge activiteiten en zijn humane rol in de oorlog? Het moest haast wel.

Vele jaren later kwamen bij mij vragen over het verleden sterker naar voren. Vooral door het (onvolledige en gedeeltelijk onjuiste) verhaal dat een Joods echtpaar bij ons ondergedoken had gezeten. Dat verklaarde wellicht, dat mijn broer en ik niet altijd in de middelste slaapkamer, de logeerkamer, mochten komen. Soms was de deur op slot. Soms niet. Verklaarbaar in kindergedachten, want na het overlijden van mijn moeder was er naast een tante (zuster van mijn vader) ook wel een huishoudster om in het jonge gezin te helpen. Ik heb nooit in de gaten gehad, dat er voor mij onbekenden bij ons in huis waren.

Hij werd secretaris van “Steun Wettig Gezag”, was lid van het comité “Welkom Thuis” ten behoeve van uit Nederlands-Indië terugkerende militairen. Echt brede gemeentelijke commissies, wat ik voordie jaren voor mijn vader bijzonder vond. Hij was geen Bedumer van origine (geboren in Leeuwarden) en hij behoorde niet tot de grootste geestelijke en politieke stromingen (buitenkerkelijk en PvdA). Hij was voorzitter van de personeelsvereniging van de zuivelfabriek en later gemeenteraadslid voor de PvdA. Tevens nog voorzitter/secretaris van andere organisaties. Was er een verband tussen al die plotselinge activiteiten en zijn humane rol in de oorlog? Het moest haast wel.
Bezoek aan de familie Han Meijer in 2002........
Begin 2002 werd ik gebeld door Han Meijer wonende in mijn ouderlijk huis. Hij was gegevens aan het verzamelen over Bedum en de 2e wereldoorlog en was gestuit op het feit dat in zijn huis het Joodse echtpaar Meijer (geen familie), wonende Boterdiep WZ 13 te Bedum ondergedoken gezeten had.
Tijdens het bezoek van mijn vrouw en mij aan hun gezin hoorden we het volledige, erg trieste verhaal van de familie Meijer, opgetekend in het boekje “Sporen van een Joods verleden in Noordwest Groningen” geschreven door H. Hamburger en J.C. Regtien. Uitgegeven pas in maart 1995. We waren erg onder de indruk. In de trapopgang naar boven liet hij ons verschillende gegevens, foto’s ed. zien, betrekking hebbende op de fam. Meijer. We waren geschokt en verrast. Terwijl er nogal wat verbouwd was aan en in de woning bleek de logeerkamer nog geheel in tact. De slaapkamerdeur met zijn slot waar je niet doorheen kon kijken en het schrootjesplafond.

Het deed me wel wat.
De heer Han Meijer liet me een boek zien, waarin stond, dat het onderduiken van het echtpaar Meijer in 1942 bij de familie Lerk de eerste verzetsdaad in Bedum was gedurende de 2e wereldoorlog. Het maakte allemaal een enorme indruk op mij. Han Meijer vertelde dat mijn vader de familie Meijer kende. Voor de oorlog was hun dochter werkzaam op de zuivelfabriek. Wellicht, maar dit niet zeker wetend, op het laboratorium.
In de periode van ziekte en overlijden (1936) van hun dochter heeft mijn vader waarschijnlijk veel contact gehad met de familie Meijer. Hier ligt waarschijnlijk het verband met het onderduiken bij ons thuis. Helaas heeft dat onderduiken niet lang kunnen duren. Han vertelde, dat de buren mijn vader waarschuwden, dat zij, wanneer er ’s avonds niemand thuis was, gestommel boven en op de trap en het doorspoelen van de wc hoorden.

Overdag opgesloten in de slaapkamer en ’s avonds noodzakelijke activiteiten. Het echtpaar Meijer moest noodgedwongen vertrekken. Met het schokkende dat ook hen naderhand het noodlot moest gaan treffen. Van Han kreeg ik het boven beschreven boekje cadeau. Een geweldige geste. Na dit bezoek heb ik verder onderzoek gedaan naar mogelijke activiteiten van mijn vader in de 2e wereldoorlog. Bij de Stichting Oorlog- en Verzetsmateriaal te Groningen is hij niet bekend. Bij het herinneringscentrum Kamp Westerbork komt het onderduiken bij ons thuis voor in hun verhaal betreffende de familie Meijer. Ook in het gemeentearchief van de gemeente Bedum komen geen gegevens voor. Veel verzetsdaden gebeurden in volledige anonimiteit.
Oorlogsherinneringen ........
Bij het uitbreken van de 2e wereldoorlog was ik 5 jaar. Wat weet ik me als kind nog te herinneren ? Alleen enkele feiten die diepe indruk op me hebben gemaakt. Ik heb nog een beeld voor ogen dat de Duitsers binnen marcheerden langs de Stationsweg. Het gelaarsde zingende gestamp zie ik nog voor mij.
Mij is bijgebleven, dat mijn vader in de oorlog enkele keren ziek op bed heeft gelegen met naast zich (latere verhalen) “medicijnen van de huisarts” en/of chemicaliën van de fabriek. Moest hij een alibi hebben om niet verdacht te zijn? Wel weet ik dat we een periode gevaarlijk woonden. Tegenover ons op nr. 7 (schildersbedrijf familie Van der Laan) was een Duitse commandopost ingericht in een opgeëiste achterkamer. De telefoondraden gingen in mijn herinnering van boom tot boom naar het “Nederlandse” politiebureau in de Coendersstraat. Vanaf de achterkant van onze woning hadden we daar toen nog vrij uitzicht op.
Bedum werd bevrijd op 17 april 1945. Met een tante (Paula, echtgenote van de etser van het Groninger landschap Riekele Prins, die tijdelijk inwoonden bij de genoemde familie van der Laan, omdat hun woonboot achter aan de Heerestreek door de Duitsers was gevorderd) waren mijn broer en ik naar Onderdendam gelopen om bij een boer melk te halen. Op de terugweg werd er een aantal keren geschoten in de buurt van de spoorbrug. We hebben toen een poos geschuild in een leegstaande oven van de steenfabriek “de Nijverheid” op de hoek van het Boterdiep en de Wroetende Mol. Toen de kust veilig was zijn we naar huis gegaan.
Uit nieuwsgierigheid zijn mijn broer en ik (9 jr) terug gelopen naar de 3-hoekig plantsoentje (bestaat niet meer) op de kruising Boterdiep WZ en Wilhelminalaan tussen de toenmalige gasfabriek en de spoorwegovergang. Daar stond een tank opgesteld: de loop gericht op een boerderij in Ter Laan. De daarin aanwezige NSB-ers en Duitsers moesten zich overgeven. Zo niet, dan werd de boerderij plat geschoten. De Canadezen waren kwaad. In het vuurgevecht dat we eerder hadden gehoord was een Canadese commandant na overgave door de Duitsers alsnog neergeschoten. (Dat verhaal zit vaag in mijn herinnering. Of het helemaal correct is weet ik niet). Plotseling zagen we mijn vader met meneer Vogel (ook van de fabriek) over de spoorbrug, langs de spoorbaan richting Ter Laan lopen. Rode band om de arm, geweer over de schouder. Hij was nooit in militaire dienst geweest. Ik schrok en begon angstig te huilen. Wat ging er veel door me heen. Slager Hoekzema zag ons staan, vroeg wat er was en probeerde ons te troosten. Gelukkig gaven de Duitsers en NSB-ers zich over en hoefde er niet te worden geschoten.
We zijn daarna naar het centrum van Bedum gegaan. Daar zagen we dat die overgegeven groep in sneller dan gewone pas lopend tussen twee tanks. Het ging lopende richting Groningen. Ze moesten in mijn beleving doorlopen om niet onder de achterste tank te komen. Maar doorlopen moesten ze. Zo kwaad waren de Canadezen. Naar huis lopend via Boterdiep WA en Emmalaan zagen we mijn vader staan. Helm op, rode band met BS om de arm, geweer op zijn schouder. Hij hield de wacht bij een huis bij het bruggetje over het Balkgat. De NSB-er die daar woonde mocht voorzover ik me herinner niet naar buiten en moest wachten tot hij werd opgehaald. Hij is later veroordeeld. Ik herinner me niet dat er ooit weer over is gesproken.
Mij is bijgebleven, dat mijn vader in de oorlog enkele keren ziek op bed heeft gelegen met naast zich (latere verhalen) “medicijnen van de huisarts” en/of chemicaliën van de fabriek. Moest hij een alibi hebben om niet verdacht te zijn? Wel weet ik dat we een periode gevaarlijk woonden. Tegenover ons op nr. 7 (schildersbedrijf familie Van der Laan) was een Duitse commandopost ingericht in een opgeëiste achterkamer. De telefoondraden gingen in mijn herinnering van boom tot boom naar het “Nederlandse” politiebureau in de Coendersstraat. Vanaf de achterkant van onze woning hadden we daar toen nog vrij uitzicht op.
Bedum werd bevrijd op 17 april 1945. Met een tante (Paula, echtgenote van de etser van het Groninger landschap Riekele Prins, die tijdelijk inwoonden bij de genoemde familie van der Laan, omdat hun woonboot achter aan de Heerestreek door de Duitsers was gevorderd) waren mijn broer en ik naar Onderdendam gelopen om bij een boer melk te halen. Op de terugweg werd er een aantal keren geschoten in de buurt van de spoorbrug. We hebben toen een poos geschuild in een leegstaande oven van de steenfabriek “de Nijverheid” op de hoek van het Boterdiep en de Wroetende Mol. Toen de kust veilig was zijn we naar huis gegaan.
Uit nieuwsgierigheid zijn mijn broer en ik (9 jr) terug gelopen naar de 3-hoekig plantsoentje (bestaat niet meer) op de kruising Boterdiep WZ en Wilhelminalaan tussen de toenmalige gasfabriek en de spoorwegovergang. Daar stond een tank opgesteld: de loop gericht op een boerderij in Ter Laan. De daarin aanwezige NSB-ers en Duitsers moesten zich overgeven. Zo niet, dan werd de boerderij plat geschoten. De Canadezen waren kwaad. In het vuurgevecht dat we eerder hadden gehoord was een Canadese commandant na overgave door de Duitsers alsnog neergeschoten. (Dat verhaal zit vaag in mijn herinnering. Of het helemaal correct is weet ik niet). Plotseling zagen we mijn vader met meneer Vogel (ook van de fabriek) over de spoorbrug, langs de spoorbaan richting Ter Laan lopen. Rode band om de arm, geweer over de schouder. Hij was nooit in militaire dienst geweest. Ik schrok en begon angstig te huilen. Wat ging er veel door me heen. Slager Hoekzema zag ons staan, vroeg wat er was en probeerde ons te troosten. Gelukkig gaven de Duitsers en NSB-ers zich over en hoefde er niet te worden geschoten.
We zijn daarna naar het centrum van Bedum gegaan. Daar zagen we dat die overgegeven groep in sneller dan gewone pas lopend tussen twee tanks. Het ging lopende richting Groningen. Ze moesten in mijn beleving doorlopen om niet onder de achterste tank te komen. Maar doorlopen moesten ze. Zo kwaad waren de Canadezen. Naar huis lopend via Boterdiep WA en Emmalaan zagen we mijn vader staan. Helm op, rode band met BS om de arm, geweer op zijn schouder. Hij hield de wacht bij een huis bij het bruggetje over het Balkgat. De NSB-er die daar woonde mocht voorzover ik me herinner niet naar buiten en moest wachten tot hij werd opgehaald. Hij is later veroordeeld. Ik herinner me niet dat er ooit weer over is gesproken.
Naschrift ........
Wanneer ik zo bovenstaande kinderherinneringen nog eens overlees besef ik terdege dat ze in het niet vallen bij datgene wat vele anderen hebben moeten meemaken.
In het gastenboek van Han Meijer las ik hoe het echtpaar Meijer bij ons terecht is gekomen. Ik heb het nooit precies geweten. Ik wist van een geheim inseinen door een paar politieagenten en dat ze daarna zelf moesten onderduiken. Nu las ik in de schokkende verhalen van het echtpaar Jonkheer-Veldman, dat ze met de vader van mevrouw Veldman door verraad zijn omgekomen. Natuurlijk is mij als kind veel ontgaan van die wrede oorlog. Wel wist ik iets van de aanslagen op Elsinga en Keijer en de verschrikkelijke gevolgen die dit had voor velen in Bedum.
Toen het boek “Aanslag en Represaille” (Bedum 22 april 1944) door Harm R. Reinders verscheen heb ik het direct gekocht en gelezen, omdat ik het hele verhaal, hoe naar en triest ook, wilde kennen. Het was een stukje van mijn verleden, wat ik - hoe jong ook - had meegemaakt. Het hield me bezig, met vooral op de toekomst gericht: zo’n oorlog, met zoveel onschuldige slachtoffers, dat mag toch nooit meer gebeuren !
Graag voldoe ik aan het verzoek van Han Meijer om iets in zijn gastenboek te schrijven, omdat ik één van de twee kinderen Lerk ben van de Schultingastraat 6 in Bedum. Helaas heeft mijn vaders hulp niet mogen baten. Maar hij heeft wel voor de goede zaak zijn best gedaan. En dat vind ik erg belangrijk.
Het is bijzonder, dat de huidige bewoner – Han Meijer – met veel waarderende steun van zijn echtgenote en beide kinderen, niet alleen gegevens, papieren, foto’s ed betreffende het echtpaar Josef en Regina Meijer verzamelt, zoals mijn vrouw en ik in 2002 konden zien. Het is heel bijzonder dat hij dit nu heeft uitgebouwd tot een mini-museum op die middelste slaapkamer. Dat hij het daar aan anderen laat zien en dat hij het o.a. op scholen naar anderen en dan vooral jongeren uitdraagt.
Vrijheid is een groot goed. Helaas moet die vrijheid vaak worden bevochten. De manier waarop Han Meijer dit doet zonder wapens, maar met de nalatenschap van het verleden verdient bewondering en respect. Om hiermee door te gaan verdient alle lof en steun.
In het gastenboek van Han Meijer las ik hoe het echtpaar Meijer bij ons terecht is gekomen. Ik heb het nooit precies geweten. Ik wist van een geheim inseinen door een paar politieagenten en dat ze daarna zelf moesten onderduiken. Nu las ik in de schokkende verhalen van het echtpaar Jonkheer-Veldman, dat ze met de vader van mevrouw Veldman door verraad zijn omgekomen. Natuurlijk is mij als kind veel ontgaan van die wrede oorlog. Wel wist ik iets van de aanslagen op Elsinga en Keijer en de verschrikkelijke gevolgen die dit had voor velen in Bedum.
Toen het boek “Aanslag en Represaille” (Bedum 22 april 1944) door Harm R. Reinders verscheen heb ik het direct gekocht en gelezen, omdat ik het hele verhaal, hoe naar en triest ook, wilde kennen. Het was een stukje van mijn verleden, wat ik - hoe jong ook - had meegemaakt. Het hield me bezig, met vooral op de toekomst gericht: zo’n oorlog, met zoveel onschuldige slachtoffers, dat mag toch nooit meer gebeuren !
Graag voldoe ik aan het verzoek van Han Meijer om iets in zijn gastenboek te schrijven, omdat ik één van de twee kinderen Lerk ben van de Schultingastraat 6 in Bedum. Helaas heeft mijn vaders hulp niet mogen baten. Maar hij heeft wel voor de goede zaak zijn best gedaan. En dat vind ik erg belangrijk.
Het is bijzonder, dat de huidige bewoner – Han Meijer – met veel waarderende steun van zijn echtgenote en beide kinderen, niet alleen gegevens, papieren, foto’s ed betreffende het echtpaar Josef en Regina Meijer verzamelt, zoals mijn vrouw en ik in 2002 konden zien. Het is heel bijzonder dat hij dit nu heeft uitgebouwd tot een mini-museum op die middelste slaapkamer. Dat hij het daar aan anderen laat zien en dat hij het o.a. op scholen naar anderen en dan vooral jongeren uitdraagt.
Vrijheid is een groot goed. Helaas moet die vrijheid vaak worden bevochten. De manier waarop Han Meijer dit doet zonder wapens, maar met de nalatenschap van het verleden verdient bewondering en respect. Om hiermee door te gaan verdient alle lof en steun.
Groningen, 30 januari 2006
Waling Lerk.
Waling Lerk.